- CATEGORIEËN
Donker toerisme met Luc Rasson, Dirk Rochtus en Luc Devoldere
Liefhebbers van Franse letterkunde kennen het personage van monsieur Jourdain uit Molières’ stuk Le bourgeois gentilhomme, vertaald als De burger-edelman of De parvenu. Monsieur Jourdain is een ijdel en niet heel pienter personage dat in de tweede akte van het stuk de betekenis van het woord proza ontdekt en verrukt vaststelt dat hij dus al meer dan veertig jaar, zonder het te beseffen, proza spreekt. Dames en heren, op een gelijkaardige manier ben ik in 2011 te weten gekomen dat ik al lang, zonder het te weten, een donker toerist ben. Ik hoop wel dat elke verdere gelijkenis tussen de verwaande monsieur Jourdain en mezelf hier ophoudt. Niet alleen ben ik een donker toerist, maar ik ben ervan overtuigd dat ook in deze zaal heel wat mensen zitten die we donkere toeristen mogen noemen.
Donker toerisme is een stijlfiguur – een oxymoron of gebalde paradox, waarbij we twee termen samenbrengen die tegenstrijdig zijn, zoals oorverdovende stilte of ondraaglijke lichtheid. Toerisme associëren we met ontspanning, vakantie en plezier, maar hoe kun je die donker kleuren? Om het bondig uit te drukken, de donkere toerist – ook wel thanatoerist genoemd – gaat met vakantie naar de hel. Hij bezoekt plekken die geassocieerd worden met onheil, vernietiging, dood. In het Engels klinkt dat beter, dankzij de alliteratie: death, disaster and destruction. Ik vertelde al dat ik de term dark tourismontdekte in 2011. Ik was toen een week in Litouwen, waar mijn vrouw een professionele verplichting had. Om eerlijk te zijn, ik wist niets over het Baltische land en verwachtte er niet veel van, maar ik profiteerde van mijn vrije tijd om rond te reizen en kwam in de ban van de tragische geschiedenis van Litouwen in de 20ste eeuw – de twee Sovjetbezettingen, de Duitse inval en bezetting, uitroeiing van de joodse bevolking, deportatie van tienduizenden Litouwers naar Siberië, enzovoort. Ik bezocht herinneringsplaatsen – lieux de mémoire – en kreeg het gevoel dat ik ook in de tijd reisde.
Indrukwekkend aantal academische publicaties
Thuisgekomen wilde ik iets op papier zetten en tijdens mijn onderzoek botste ik op een boek uit 2000 van John Lennon (niet de Beatle) en Malcolm Foley, Dark Tourism. The Attraction of Death and Disaster en ik beleefde mijn monsieur Jourdain-moment, want, wat bleek? Er bestond een term voor mijn Litouwse rondreis: ik had aan dark tourism gedaan. Er bestaat ondertussen, vooral in de Angelsaksische wereld, maar ook meer en meer daarbuiten, een indrukwekkend aantal academische publicaties over het fenomeen en een heus onderzoekscentrum aan een Britse universiteit. Nu is het mij niet zozeer te doen om het etiket. What’s in a name? Onderzoekers melden trouwens dat sommige mensen die aan dark tourism doen niet graag “donker toerist” worden genoemd. Ik heb niets tegen de term an sich, maar ik ga er ook mijn identiteit niet aan ophangen.
Voor mij is de term “donker toerisme” een kapstok, of, om in de banale metaforiek te blijven, een handvat. Door het fenomeen in het Nederlandstalig gebied onder de aandacht te brengen wil ik vooral de lezer die geboeid is door het verleden uitnodigen om oog te hebben voor de historische gelaagdheid van de plekken die hij of zij bezoekt en voor de manier waarop het verleden doorwerkt in het heden. De donkere toerist wil natuurlijk op de hoogte zijn van de historische feiten, maar haar of zijn belangstelling gaat vooral naar de manier waarop individuen, groepen, staten het verleden duiden en naar zich toe trekken. Daarmee heb ik een dubbel onderscheid gemaakt. Eén: herinnering is niet hetzelfde als geschiedenis, dat weten we al lang: herinnering is affectief en verenigt gemeenschappen; geschiedschrijving is een kritische onderneming die een universele roeping heeft. Twee: een donker toerist is geen ramptoerist. Daar bestaat een andere Engelse term voor: disaster tourism. Mijn boek gaat over de historische variant van het donker toerisme. Wat mij interesseert is de herinnering aan historische catastrofes van de 20ste eeuw en hoe die op verschillende ogenblikken worden geduid en voorgesteld, in straatnamen, standbeelden, monumenten, musea, herinneringsparcours, kerkhoven, enz., of hoe ze eventueel niet worden voorgesteld, want ook vergeten is een mogelijkheid en soms gaat de donkere toerist op zoek naar de lacune.
Dissonantie
Je kunt je natuurlijk de vraag stellen: is het geoorloofd oorden waar mensen in het verleden op een soms uitzinnige wijze hebben geleden over te leveren aan toerisme? En als je het toch doet, op welke – respectvolle – manier dan? Want er kan dissonantie optreden. Dat is de term waarmee dark tourism-onderzoekers verwijzen naar de discrepantie die kan bestaan tussen het verleden en zijn hedendaagse duiding – gerichte of onbewuste misinterpretaties. Dissonantie kan uiteraard politiek zijn, want het verleden wordt altijd ingezet in de hedendaagse ideeënstrijd, maar ook commercieel: in de voormalige joodse wijk van Krakau heb ik me bijvoorbeeld gestoord aan de elektrische voertuigjes in fluo-kleuren die “Auschwitz-tours” aanprijzen. Dissonantie kan ook optreden in oorlogsmusea, wanneer je het gevoel hebt dat je meer wordt aangesproken op je emotie dan op je verstand. Ik heb dat vaak ervaren. En dan is er de factor van de menselijke lichtzinnigheid. De Amerikaanse vrouw in Auschwitz, die onder het beruchte Arbeit macht frei-opschrift, haar familieleden lachend uitnodigde om mee op de foto te staan.
Er hangt dus een aangebrand sfeertje rond donker toerisme. Alsof donkere toeristen een morbide fascinatie hebben voor lijden en dood. Die motivatie bestaat natuurlijk, maar donker toerisme is meer dan dat. Ik ga u een van mijn meest beklijvende ervaringen als donker toerist vertellen. In de herfst van 2016 bevond ik mij in Triëst. U moet weten dat er in het Carso-gebergte net boven die stad natuurlijke putten bestaan die 100 à 150 meter diep zijn. Men noemt ze de foibe. In mei 1945 bezetten de partizanen van Tito Triëst. Dat ging gepaard met een genadeloze repressie, niet alleen van fascisten, maar ook van Italianen in het algemeen en van Slovenen die zich niet konden vinden in het communistisch project. Honderden, misschien duizenden mensen werden, vaak levend, in die putten, in die foibe geduwd. Op 6 november 2016 zocht ik een van die kloven op, de foiba Plutone – de naam is natuurlijk niet toevallig gekozen – waar, afhankelijk van de bronnen, tussen 18 en 33 mensen dat afschuwelijk einde kenden. De plek was niet bewegwijzerd en ontsnapte aan elke herdenking. Wat deed ik daar? Ik stond daar moederziel alleen op een tapijt van vochtige herfstbladeren, op de drempel van de onderwereld, en bracht een eenzame hulde aan enkele tientallen mensen zonder naam die letterlijk waren opgeslokt door de aarde.
Een weg naar empathie
Wat ik hiermee wil duidelijk maken is dat donker toerisme ook een weg naar empathie kan zijn Naar wat ik in mijn conclusie historische empathie noem. Want soms gebeurt het dat een donker toerist op personen of feiten botst die in de plooien van de herinnering of in een vergeetput van de geschiedenis zijn terechtgekomen, zoals de slachtoffers van de foiba Plutone, of zoals, in een heel andere context, Gustav Trippe, de piloot van het Condor-legioen wiens godvergeten graf zich ergens op de grens tussen Catalonië en Aragón bevindt en die niet wordt opgenomen in een lokaal herinneringstraject rond de slag van de Ebro. Want ook mensen die aan de verkeerde kant van de geschiedenis stonden – “verkeerd” zoals wij dat vandaag definiëren natuurlijk – en die genegeerd worden door de herinnering, verdienen het, denk ik, om in de aandacht te komen: ook zij maken deel uit van het verleden. Donker toerisme, in mijn opvatting, zou een poging moeten zijn om een plaats te geven aan alle historische actoren, ook zij die veroordeeld zijn door de politieke en morele waarden die wij vandaag aanhangen. Niet om hen te verontschuldigen, wel om een poging te doen hen te begrijpen.Dames en heren, in dit boek peil ik als donker toerist naar de manier waarop sommige Europese landen omgaan met de herinnering aan de roerige 20ste eeuw, zonder harde uitspraken te doen. Enige bescheidenheid is hier op zijn plaats. Ik ben, om te beginnen, geen specialist van de landen die ik bezoek en bovendien beheers ik niet altijd de taal, zeker in het voormalige Oostblok. Daarbij komt dat mijn verblijf altijd van korte duur was – maximum veertien dagen. Mijn verslagen zijn dus momentopnamen, weliswaar zoveel mogelijk ondersteund door historische informatie, maar die ondertussen kunnen achterhaald zijn. Ik wil dus geen definitieve oordelen vellen. Herinnering is trouwens per definitie onderhevig aan voortdurende evolutie. Beschouw dit boek dus als het subjectieve relaas van een donker toerist die in het tweede decennium van de 21ste eeuw aandachtig door een paar landen trok, op zoek naar materiële sporen van een recent verleden van dictatuur, oorlog en onderdrukking.
Luc Rasson