Volg ons op
Over Ertsberg

Nieuwe ideeën en oude gedachten een kans én de nodige ruimte geven om het debat op een volwassen manier te voeren, met open vizier.
Ontdek onze boeken & auteurs.

Jan De Lepeleire: ‘Maatschappelijke evoluties onzichtbaar in numerus clausus huisartsenopleiding’

Abonneer op onze podcast
Veel huisartsen aanvaarden geen nieuwe patiënten meer (c) Shutterstock

Zijn er nog voldoende huisartsen? Patiënten die op zoek zijn naar een vaste huisarts botsen steeds vaker op de gevreesde patiëntenstop. Ze moeten vaak lang wachten voor ze zich bij een huisartsenpraktijk kunnen aansluiten en heel wat gemeentes geven aan ‘huisartsarm’ te zijn. De hoge werkdruk op de huisartsen die er zijn begint zwaar door te wegen. Hoe problematisch is de situatie en welke oplossingen zijn er? In deze Ertsberg podcast geeft Jan De Lepeleire, emeritus hoogleraar huisartsengeneeskunde, meer uitleg. 

Moeten er meer huisartsen zijn?

Is het probleem van het tekort aan huisartsen de afgelopen jaren groter geworden? Het is een probleem met vele aspecten, zegt De Lepeleire. ‘Toen ik veertig jaar geleden afstudeerde, was het normaal dat er een numurus clausus bestond om het teveel aan huisartsen een halt toe te roepen.’ Wanneer we nu naar de cijfers kijken, lijkt dit niet meer zo vanzelfsprekend om aan vast te houden.

Als voorzitter van een eerstelijnszone kan De Lepeleire bevestigen dat er in zijn zone 43% méér actieve huisartsen zijn dan in de periode dat hij zelf als huisarts begon. Dit cijfer moet in rekening gebracht worden met de demografische evolutie in iedere regio, want in heel wat regio’s wonen er nu meer mensen dan veertig jaar geleden. Toch blijft de conclusie dat er meer huisartsen zijn dan enkele decennia geleden. ‘Een tekort aan huisartsen is er dus niet.’ 

Maatschappelijke evoluties

Het probleem van de hoge werklast en patiënten die geen huisarts vinden, ligt dus niet bij het aantal huisartsen. Waar zit het probleem dan wel? Maatschappelijk is er veel veranderd de afgelopen jaren. De verwachtingen van patiënten en overheid zijn steeds hoger komen te liggen. ‘De huisarts is een soort van passe-partout geworden.’

Verder zijn bepaalde situaties ook complexer geworden. Onze gezondheidszorg is in de kern stevig uitgebouwd in het adequaat reageren op acute situaties en veel minder in het reageren op chronische aandoeningen, zegt De Lepeleire. ‘Kanker was vroeger bijvoorbeeld een doodsvonnis, terwijl dit nu een chronische aandoening is geworden met een uitgebouwde opvolging voor vele kankerpatiënten.’

Daarnaast is de samenstelling van het huisartsenkorps door de jaren heen stevig veranderd. Steeds meer vrouwen kiezen voor het beroep van huisarts, wat een goede zaak is, maar het zijn vaak vrouwen die naast hun job de meeste taken in het huishouden op zich nemen. Die maatschappelijke evoluties worden door beleidsmakers onvoldoende in rekening gebracht bij de beslissing over hoeveel artsen er mogen in- en uitstromen, vindt De Lepeleire. 

Tot slot is De Lepeleire van mening dat artsen een subsidie moeten kunnen krijgen om hun praktijk op te richten, net zoals het geval is bij bijvoorbeeld het Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Men is het erover eens dat huisartsen het best actief zijn in de regio van waar ze afkomstig zijn, maar jonge artsen lopen vaak tegen de hoge vastgoedprijzen aan voor het kopen of huren van een praktijkruimte. In Schotland wordt dit reeds toegepast, maar hier botst het voorstel steeds op een muur. 

Patiëntenstop, een goed idee? 

Uit noodzaak voeren heel wat huisartsen een patiëntenstop in. Is het ethisch wel verantwoord om patiënten, die vaak uit de eigen regio komen, te weigeren? In een verklaring stelt de Orde van Artsen dat het probleem van de hoge patiëntendruk binnen de regio’s moet worden aangepakt.

Een interessante les die we kunnen trekken uit de coronacrisis is dat onze gezondheidszorg sterk is ingericht op de dokter die zich inzet voor de patiënt, maar in de realiteit staat die dokter in voor een populatie van patiënten. We moeten dus kijken hoe we het probleem van de hoge werkdruk en patiënten die geen dokter vinden kunnen oplossen op het niveau van de populatie, zegt De Lepeleire. ‘De eerstelijnszorg is de structuur om hier iets aan te doen, maar momenteel zijn er te weinig middelen.’ In sommige zones worden er meer middelen vrijgemaakt door het stadsbestuur, zoals in Antwerpen, waar leegstaande gebouwen ter beschikking worden gesteld aan huisartsen, maar dit is niet overal het geval. 

Ruimte voor verbetering 

Wat volgens De Lepeleire ook aangepakt moet worden, is het vergoedingsmodel van artsen. Vandaag gaat dat nog steeds uit van de arts als ‘homo economicus’. Artsen worden betaald per prestatie: hoe meer patiënten, hoe hoger hun loon dus is. ‘Zoveel mogelijk geld vergaren stoot op grenzen en werkt maar tot een bepaald punt.’ De Lepeleire is voorstander van een ander financieringsmodel, waarbij huisartsen voor een aantal taken nog per prestatie worden vergoed, maar voor andere taken in een ander vergoedingsmodel terechtkomen. Een gemengd systeem zoals in Denemarken zou het doel moeten zijn. ‘De oplossing zit in aangepast management en creatieve vormen van financiering.’