Volg ons op
Over Ertsberg

Nieuwe ideeën en oude gedachten een kans én de nodige ruimte geven om het debat op een volwassen manier te voeren, met open vizier.
Ontdek onze boeken & auteurs.

Dyab Abou Jahjah: ‘Woord van het jaar: woke’

‘Woke’. Het moet zowat het enige woord zijn dat alle coronagerelateerde jargon van de titel ‘Woord van het jaar 2021’ kan afhouden. Ik ontdekte het woord een jaar geleden, en begon het te gebruiken om een beweging – een fenomeen – te beschrijven die ik al jarenlang kende. Vroeger noemde ik het ‘identiteitspolitiek van minderheden’. In juni 2020 schreef ik een veelgelezen essay in Knack over ‘woke’, zonder het woord te gebruiken. Het woord woke was voor mij een semantische oplossing. Dat het woord voor de meesten onder ons zo nieuw is, zou je kunnen zien als een bewijs van het gebrek aan substantie van het fenomeen zelf. Het tegenstelde is waar. Het woke-fenomeen ontwikkelt zich al jaren onder vele verschillende namen, afhankelijk van de politieke lens van de waarnemers en opiniemakers, en hoe ze zich tot het fenomeen verhouden.

‘Social Justice’-activisten, zo noemden wokes zichzelf op sociale media, vaak gevolgd door de hashtag #staywoke of #WokeAF. Critici noemden hen dan weer vaak, met een dosis sarcasme, ‘Social Justice Warriors’. Sommige wokes namen de term over als geuzennaam. Lang voor Social Justice-activisme een trend werd, sprak de politieke rechterzijde over cultuurmarxisme om het fenomeen te duiden. Aan de linkerzijde van het spectrum beschouwde men de term cultuurmarxisme als een extreemrechtse samenzweringstheorie. Die zou dan tot doel hebben de culturele sector en onderwijsinstellingen te ondermijnen door te suggereren dat een geheimzinnige groep van marxistische Gutmenschen een plan hebben om cultuur – en zo de samenleving – te controleren door een infiltratiestrategie van de instellingen. Dat is uiteraard nonsens. Wie beweert dat zo’n samenzwering bestaat, verschilt niet van wie beweert dat de vrijmetselaars de wereld beheersen – of waren het de hagedismensen? Cultuurmarxisme is géén samenzwering, maar het bestaat wel. Het is een manier om marxisme te bekijken, gebaseerd op de ideeën van Antonio Gramsci. 

Gramsci: briljante geest

Boonefaes is niet mals voor Gramsci. Hij beschouwt Gramsci’s gedachtegoed als destructief, welhaast boosaardig. Gramsci was een briljante geest, die het marxistische economische reductionisme nuanceerde en bekritiseerde. Marx was categoriek: materiële factoren (de onderbouw) zijn de primaire factor in de machtsbalans in eender welke samenleving op eender welk moment. Gramsci meende dat de materiële onderbouw en de ideologisch-culturele bovenbouw elkaar wederzijds beïnvloeden. Hij suggereerde zelfs dat cultuur, discours en ideologie net iets méér invloed hebben op de uitkomst van een machtsstrijd dan het materiële. Gramsci noemde dat culturele fenomeen ‘hegemonie’. Ik begrijp cultuurmarxisme dan ook als een stroming binnen het marxisme die dit idee van Gramsci aanhangt en die de strijd tegen het kapitalisme en het bourgeois systeem voert met deze notie van hegemonie. Daarom proberen zij het discours en narratief van het establishment te ondermijnen en te vervangen met een eigen tegen-narratief.

Klik op afbeelding om het boek te kopen.

Ik beken, ik koester een grote bewondering voor het werk van Antonio Gramsci. Ik volg in grote mate zijn analyse van macht en hegemonie. Niettemin heeft deze analyse ook haar beperkingen. Je kan dan wel het narratief waarmee je een bepaalde macht, materiële werkelijkheid, of sociale omstandigheden beschrijft veranderen, maar daarmee verander je nog niet de aard en feitelijkheid van die macht of die realiteit. Gramsci zag in discours en culturele hegemonie een instrument om wat hij noemde ‘een historisch blok’ te bouwen binnen een bepaalde natie, staat of samenleving. Het is pas wanneer dat blok de macht overneemt dat een echte verschuiving in de machtsbalans plaatsvindt, en de tegen-hegemonie zich vestigt als dé hegemonie. 

Gramsci zag een belangrijke rol weggelegd voor academici in het ontwikkelingsproces van een tegen-hegemonie die de hegemonie van het kapitalisme en de heersende elites uitdaagt, en in het uitbouwen van allianties om het historische blok te bouwen. Intellectuelen – dus ook academici – mogen volgens Gramsci zichzelf niet zien als leden van een leidende kaste in een ivoren toren, maar moeten ‘organische intellectuelen’ worden. Zij moeten organisch verbonden zijn met het volk, en hun denken moet gericht zijn op het ontwikkelen van een praxis om de meest gemarginaliseerden en onderdrukten onder dat volk – wat hij de ‘Sub-altern’ noemde – te bevrijden en emanciperen.

Wortels van woke

Wokes hebben volgens mij Gramsci niet goed begrepen, ook al proberen ze zijn ideeën – hegemonie, organische intellectuelen, emancipatie van de Sub-altern – over te nemen. Ze doen dat zonder de notie van het ‘historische blok’ in beschouwing te nemen, dat allianties bouwt over de grenzen van ideologie en klasse, en zonder de materialistische elementen die ook in Gramsci’s analyse van het marxisme centraal blijven. Wokes geven in plaats daarvan blijk van een fetisj voor discours, die zelfs een manke interpretatie is van de ideeën van poststructuralistische en postmoderne denkers. Een simplistisch begrip van de ideeën van in de eerste plaats Foucault en Derrida leidt hen ertoe om uitgebreid te focussen op discoursdeconstructie, en bij uitbreiding de deconstructie van elke denkbare orde. Ook Foucaults ideeën bewonder ik – en in mindere mate die van Derrida. In mijn eerdere werk, vooral in Pleidooi voor radicalisering (2016), waren Foucault en Gramsci regelmatig een inspiratie. Wie machtsdynamieken in een samenleving wil bestuderen, kan niet buiten die twee denkers. Wokes shoppen wat bij de twee, maar zijn niet de intellectuele kinderen van Foucault of Gramsci. Wie waren dan wel hun intellectuele peetvaders?

Boonefaes ziet de wortels van de woke-beweging in de Frankfurter Schule en Critical Theory. De Frankfurter Schule heeft effectief het cultuurmarxisme verder verschoven en de focus op individuele emancipatie en culturele factoren werd daardoor nog prominenter dan bij Gramsci, maar ze bleef binnen een gramsciaanse marxistische logica en dus binnen een modernistische logica, die de effecten van het kapitalisme en de moderniteit op de samenleving, het individu en cultuur analyseert. Pas later leerde een groep academici – geïnspireerd door Gramsci’s notie van hegemonie – van Foucault om machtsverhoudingen te zoeken in taal, in menselijke interactie, in juridische en andere institutionele gedragingen. Dit leidde tot de vorming van Postmodern Critical Theory. Die putte eerder inspiratie uit Foucault, Baudrillard, Derrida en andere postmodernisten dan uit Gramsci. Ze focusten op taal en micro-aspecten van macht, en op institutionele machtsmechanismen. Postmodern Critical Theory leidde in de VS tot meer toegepaste versies, zoals Critical Legal Studies, dat probeert machtsverhoudingen te onderscheiden binnen de context van de wet en juridische praktijk

De kruisbestuiving tussen Critical Legal Studies, de ideeën van de zwarte burgerrechtenbeweging, en zwart nationalisme leidde in de VS  tot het ontstaan van ‘Critical Race Theory’ (CRT). CRT leidde tot heel wat uiterst interessante inzichten over hoe racisme zich manifesteert via de wet en juridische praktijk in de VS. Het is pas wanneer CRT zich losmaakt uit het juridische onderzoeksveld en zich begon te focussen op politiek, dat de postmoderne neiging om alles te deconstrueren de overhand nam en leidde tot het brandmerken van elk discours als racistisch of als het valideren van racisme en ‘white supremacy’. Vanuit de rechtenstudies verspreidde CRT zich naar onderwijs, politieke wetenschappen, feminisme – waar het begrip ‘intersectioneel feminisme’ ontstond –, communicatie, sociologie en geschiedenis. De gemene deler van CRT en haar vele variaties: het centraal stellen van ras, en het aanduiden van racistische mechanismen, in de verschillende onderzoeksvelden.

Critical Race Theory: van academische theorie tot activistische vulgarisering

CRT is een huis met vele kamers, met verschillende benaderingen en tendensen. Het leidt soms tot interessante inzichten en komt vaak met valide kritiek van sociale structuren. Het probleem is dat CRT steeds meer activistisch werd, en dat de scheidslijnen tussen de academische wereld en het activisme steeds meer vervaagden.

CRT en andere Critical Theories hebben problematische kanten, maar ze hebben zeker toegevoegde academische waarde en hebben bijgedragen tot een beter begrip van machtsdynamieken en tot het bestuderen van de marges van de samenleving. In de VS leverde CRT – als onderdeel van juridische studies – zelfs een cruciale bijdrage tot een beter begrip van hoe racisme opereerde in non-raciale wetteksten. Zeker in een rechtssysteem dat gebouwd is op jurisprudentie en subjectieve interpretaties door juryleden en rechters is dit van groot belang.

Verwar woke echter niet met CRT. Woke is de vulgarisering van CRT en van gelijkaardige theorieën als Postcolonial Theory. Woke is wat er gebeurt wanneer CRT de academische wereld verlaat en pure ideologie wordt. Schrijvers als Robin DiAngelo en Ibrahim X Kendi trokken CRT uit de universiteit en in de ‘gewone’ wereld. Zij schreven bestsellers met vulgarisaties van vele ideeën die hun oorsprong vinden in CRT. Ook andere Critical Theories ondergingen dat proces. Veelgelezen auteurs als Kendi en DiAngelo zijn echter niet de meest invloedrijke woke ‘content creators’. Het zijn vooral de activisten op straat – maar veel meer nog online – die de meest invloedrijke woke ideologen zijn. Het boek bepaalt de woke agenda niet, wel de hashtag en de meme, en de mobilisering van studenten en activisten. In die zin is woke de activistische popcultuur-vulgarisering van toegepaste Critical Theories in het sociale mediatijdperk.

Ik vind dat Boonefaes dat verschil onvoldoende benadrukt. Zijn kritiek op de problematische kanten van CRT koppelt hij niet los van het woke-fenomeen. Ik begrijp de redenering erachter, maar ik meen dat die nuance nodig is. Ja, CRT is wel degelijk de fundering van woke. Toch is het niet ongebruikelijk dat ernstige academische theorieën aan de basis liggen van reductionistische karikaturen die dan breed verspreid raken en stilaan het hele veld overnemen. Dergelijke dynamieken hebben we ook al gezien bij het liberalisme, marxisme, en andere filosofieën en zelfs religies.

Wel terecht is Boonefaes’ fundamentele kritiek op CRT: activisme heeft een negatieve invloed op onderzoek in de menswetenschappen. Dat activisme kunnen we wel als woke beschouwen, ook wanneer het verschijnt op de universiteiten. Woke als vulgarisatie en militante bewapening van CRT, Queer Theory en andere Critical Theories werd geboren op Amerikaanse universiteitscampussen. 

Boonefaes citeert goedkeurend Ramaswamy, die oproept om activisme uit bedrijven en andere instellingen te houden. Dat lijkt me bijzonder problematisch en doet me denken aan mccarthyisme en andere heksenjachten. Het is bizar om zo’n oproep te lezen in een boek dat de vrijheid van meningsuiting verdedigt en cancel culture verwerpt. Even later in het boek verdedigt Boonefaes rechts activisme in de academische wereld, wanneer hij geen probleem ziet met een universitaire ‘studie’ over de kost van migratie die gefinancierd werd door een extreemrechtse partij in Nederland.

Ik mis ook een fundamentele kritiek in het boek op het concept ‘ras’. Meer zelfs, Boonefaes gebruikt de term meermaals, ook al is het geen breed gebruikte term in het Nederlands. Ras staat inderdaad centraal voor woke, en door dit ongefundeerde ideologische concept te gebruiken, begeven we ons op hetzelfde speelveld als de wokes. 

Eerlijke analyse

Wel deel ik veel van Boonefaes’ kritiek op CRT en woke. Ook ik geloof dat de beweging aan invloed wint. Haar ideeën filteren door in de mainstream, en die ideeën zijn illiberaal en regressief. 

Toch moeten we blijven praten met Critical Theory-academici/intellectuelen en woke activisten. Boonefaes is bijzonder militant in zijn aanpak, gedreven door zijn ontzetting over de racialistische en repressieve ideeën die wokes in het publieke debat brengen. Dat begrijp ik. Maar laat ons ook vooral niet vergeten dat woke niet de eerste poging is om een ideologie centraal te stellen in het culturele en sociale leven. Het opleggen van een pensée unique is niet uitgevonden door woke. Om terug te keren naar Gramsci: woke is een tegen-hegemonie die succesvol aan het worden is. De heersende hegemonie was en blijft neoliberaal en marktgericht. Het is net de symbiose van neoliberalisme en woke die interessant is. Boonefaes komt met een goede, eerlijke analyse van dit fenomeen en roept zelfs op tot het inperken van de invloed van grote bedrijven op het publieke debat.

Zwijg! is een boek dat oproept tot actie. Het is een belangrijk boek voor wie wil begrijpen waarom woke een probleem is, en welke effecten het kan hebben op een samenleving en de politiek, onder andere. Wanneer Boonefaes inzoomt op concrete gevallen en uitingen van de gevaarlijke kant van woke, is hij op zijn sterkst. Dit boek is dan ook bijzonder informatief, en een eye-opener voor wie iets wil leren over woke. Wanneer Boonefaes uitzoomt om te analyseren, verbindt hij zeer goed de punten, en daagt hij ons intellectueel uit.